GrootsAlles wordt kleiner. En in een belachelijk tempo ook. Zo reden we laatst naast een Ford Taunus. Nou ja naast, vanuit mijn middenklasser stoel keek ik er zo overheen. Echt waar!
Nou hadden wij vroeger een Ford Taunus en dus kan ik uit zekere bron vermelden dat dat een grote auto was. Kwam mijn vader voorrijden in de Taunus dan stond er wat. Mijn zussen en ik pasten ruim op de achterbank bijvoorbeeld. En met met vader en de Taunus bezocht ik menige veiling of veevoederwinkel. Volgens mij was er niks wat er niet in de Taunus paste.
Bij een regenbuitje ging mijn fiets zonder morren in de achterbak. Touwtje erom, klaar. Als ik nu aan mijn lief voorstel dat mijn fiets wel achterin kan, kijkt hij mij aan alsof ik zojuist heb voorgesteld álle olifanten van Hannibal erin te proppen. 'Touwtje', probeer ik nog. Tevergeefs. De auto kent geen achterbak alleen een achterklep. Die weliswaar he-le-maal open kan, maar dan staat de auto ook he-le-maal open. Wil lief niet. Tocht uitlaatgassen enzo.
Wat denk je, moet ik mijn rijbewijs maar halen en een Taunus gaan rijden?
ZegeningenWe moeten in weken denken zegt de cardioloog. Weken dat ze er nog is, tot iets als een griepje of een blaasontsteking haar de das om doet. Want zover is het nu. Weken zonder het dagelijks belletje naar haar (haar stem is te zwak), zonder ritjes samen in de auto, uitstapjes naar kwekerijen. Ze ligt in bed, soms suffend, soms wakker. En ik kan een half uurtje naast haar zitten.
Een heel ander contact.
En hoe dat dan direct went. Hoe dat dan direct ontzettend waardevol is. Een genade dat we het hebben. Even praten. Even haar hand vast houden in troost. Of misschien wel zij de mijne.