Het kindVroeger dacht ik dat ik kinderen pas leuk vond als ze gingen praten. Ach, hoe weinig ik wist. Lies spreekt nog maar drie woorden en is leuk. Vol in je gezicht leuk. Nuanceloos primairder dan de kleuren van Mondriaan leuk. Wat ze is, is ze.
Boos bijvoorbeeld. Van tenen tot kruin, hoofd voorover op de grond, dikke tranen razernij. Zonder woorden kan ze vloeken als een bootwerker. Om alles wat nog niet lukt. Om haar stupiede ouders die niet begrijpen wat ze wil. Om het grote doosje dat zelfs met grof geweld niet in het kleine past.
Of in de zandbak, rug naar ons toe, al een uur onafgebroken bezig. Het nekhaar krult van concentratiezweet. Schepje in de emmer, emmer op de schep, lachen om de schep die onder de emmer blijkt, schepje op de emmer. Aandacht is ongewenst. Haar rug roept 'bezig! ik ben bezig!'
En tegen zessen, naar de kinderstoel geschoven, erin getild, eten. Het bovenlijf swingt heen en weer. Nam, nam, nam -haar eigen versie van njam, njam, njam- pincetgreept ze een pijnboompitje. Hoofd langs de pannen. Blik op ons bord lepelt ze een aardappel. Drukt de helft die eruit dreigt te vallen terug in de volle mond. Zwaait met het bovenlijf. Plukt een bami uit de pan. Veegt haar mond af met de rug van haar hand.
Het kind eet.
Het kind is.
Leuk.